Go to content

Scenariobedragen

Scenariobedragen geven deelnemers een indicatie van de pensioenuitkering op pensioendatum. Deelnemers krijgen bij meerdere communicatie-uitingen 3 bedragen te zien: het te bereiken pensioen in een slecht scenario, in een verwacht scenario en in een goed scenario. Op het jaarlijkse UPO staan brutobedragen en op Mijnpensioenoverzicht.nl (MPO) nettobedragen. Voor deelnemers is het van belang dat de scenariobedragen correct zijn en leiden tot realistische verwachtingen over hun (toekomstige) pensioenuitkering. 

Pensioenuitvoerders gebruiken scenariobedragen om deelnemers duidelijk te maken dat de hoogte van de pensioenuitkering onzeker is en het pensioen onder verschillende economische omstandigheden kan leiden tot een verschillend resultaat. 

Berekening scenariobedragen

Scenariobedragen moeten het resultaat zijn van een zo realistisch mogelijke doorrekening van het pensioenbeleid voor ieder scenario uit de scenarioset. Alle pensioenuitvoerders moeten hiervoor dezelfde methode gebruiken: de uniforme rekenmethodiek (URM). Ieder kwartaal levert DNB een scenarioset die als basis dient voor de doorrekening. Om te zorgen dat de bedragen daadwerkelijk aansluiten op het pensioenbeleid moet de pensioenuitvoerder nog wel keuzes maken in de doorrekeningen.

Toezicht AFM

Wij houden toezicht op de correctheid van de scenariobedragen. Wij zien ook toe op de presentatie van scenariobedragen: voor deelnemers is van belang dat zij realistische bedragen zien met een goede toelichting. Hierbij is het met name van belang dat de toelichting bij de bedragen ook aansluit bij de doelgroep van deelnemers.  Pensioenuitvoerders zorgen dat hun communicatie over scenariobedragen correct, duidelijk, evenwichtig en tijdig is. 

Realistische verwachtingen

De scenariobedragen kunnen in de nieuwe pensioenregeling fors hoger uitpakken dan in de pensioenregeling in het oude pensioenstelsel. Bij de overgang van DB naar DC kan voor jonge deelnemers het toekomstige pensioen in het goedweerscenario bijvoorbeeld honderden procenten verbeteren. Dit komt vooral doordat binnen DB het genoeg-is-genoeg principe geldt. Hoewel de uitkomsten volgen uit de wettelijk voorgeschreven berekeningswijze, kan dit in de transitiecommunicatie zonder een duidelijke toelichting bij deelnemers leiden tot onterecht (te) hooggespannen verwachtingen. De pensioensector draagt de verantwoordelijkheid om deelnemers een realistisch beeld te geven van hun pensioen. Dit geldt uiteraard ook voor de communicatie richting deelnemers voor en tijdens de overgang naar de nieuwe pensioenregelingen. 

Communicatie over scenariobedragen tijdens de transitie 

De AFM hanteert in haar toezicht op de communicatie tijdens de overgang naar de nieuwe pensioenregelingen 5 uitgangspunten:

  1. Maak duidelijk dat uit de berekeningen volgt dat pensioenuitkeringen naar verwachting hoger kunnen uitvallen en dat dit gepaard gaat met meer onzekerheid;
  2. Voorkom dat bij het vergelijken van stelsels op individueel niveau onrealistisch verwachtingen ontstaan bij deelnemers;
  3. Zorg dat transitiecommunicatie consistent en begrijpelijk is in samenhang met andere communicatie;
  4. Zorg dat elke informatielaag evenwichtig en zelfstandig leesbaar is;
  5. Sluit in de communicatie aan bij de doelgroep. Toets de toelichting op de scenariobedragen bij de relevante deelnemersgroepen. Zo is bijvoorbeeld onzekerheid voor een jongere groter dan voor een oudere deelnemer, zowel qua marktontwikkelingen als invloed van toekomstig pensioenbeleid.
Informatie hierover is ook terug te vinden in de verslagen van het Platform pensioentransitie van december 2023 (slide 12) (pdf, 2.1 MB) en maart 2024 (slides 6 en 7) (pdf, 2.6 MB).

Aandachtspunten bij scenariobedragen

Naar aanleiding van onderzoek van de AFM naar scenariobedragen in 2023 heeft de AFM 3 aandachtspunten voor pensioenuitvoerders.


1. Deelnemers in specifieke situaties vragen om extra aandacht

Te denken valt aan deelnemers die vallen binnen een overgangsregeling en daarmee bijvoorbeeld recht hebben op onvoorwaardelijke indexatie of een afwijkend premiepercentage hebben.  Of deelnemers die bepaalde keuzes hebben gemaakt binnen de pensioenregeling, bijvoorbeeld ten aanzien van hun beleggingen of kiezen voor de hoog/laag-constructie. Of deelnemers met specifieke kenmerken, zoals een groot leeftijdsverschil met hun partner, die arbeidsongeschikt zijn of deelnemers met een hoge of lage indexatie-achterstand. Scenariobedragen moeten ook voor deze deelnemers realistisch zijn. Het is van belang dat pensioenuitvoerders nagaan of de bedragen passend zijn voor deelnemers en bij grote afwijkingen voor specifieke situaties de berekening aanpassen.

2. Om bedragen te begrijpen is meer nodig dan een algemene uitleg

Veel pensioenuitvoerders geven algemene uitleg over de bedragen en de totstandkoming, maar gaan daarbij niet in op de hoogte van de bedragen zelf en eventuele bijzonderheden hierin. Te denken valt aan een toelichting in hoeverre en waarom bedragen zijn veranderd ten opzichte van een vorige weergave. Of waarom bedragen afwijken tussen verschillende communicatiemiddelen. Denk ook aan bijzonderheden zoals een ‘verwacht scenariobedrag’ dat gelijk is aan een ‘goedweer scenariobedrag’ (wat voorkomt binnen uitkeringsovereenkomsten) of aan een groot verschil tussen het ‘goedweer scenariobedrag’ en het ‘slechtweer scenariobedrag’ (wat voorkomt bij jongeren binnen premieovereenkomsten). Deelnemers hebben adequate uitleg nodig over de manier waarop zij de getoonde scenariobedragen moeten interpreteren. Hierbij is samenwerking tussen verschillende disciplines van belang, zoals de communicatieadviseur en de actuaris. Om deelnemers een voldoende uitleg te geven, moet je immers de hoogte van de bedragen voor verschillende groepen deelnemers weten.

3. Het is van belang dat scenariobedragen correct en reproduceerbaar zijn

Pensioenuitvoerders nemen verschillende maatregelen om te zorgen dat scenariobedragen correct zijn. Bijvoorbeeld door het vierogenprincipe toe te passen bij het invoeren van input voor de berekening of de rekentooling extern te valideren. Sommige pensioenuitvoerders maken daarnaast gebruik van automatische controles of nemen risicogestuurde steekproeven om de correctheid van de bedragen te controleren.

Het is goed om risico’s in kaart te brengen en goede procedures in te richten en doorlopend checks te doen om fouten te voorkomen. Het gaat in de praktijk soms mis door onjuiste input voor de berekening, bijvoorbeeld een verkeerde scenarioset, het hanteren van een onjuiste lifecycle of het toepassen van verouderde indexatie-achterstanden. In deze gevallen zijn de scenariobedragen voor een groot aantal deelnemers, meestal alle deelnemers, niet correct. De mate waarin de bedragen onjuist zijn, verschilt van geval tot geval.

Het is ook belangrijk dat de scenariobedragen reproduceerbaar zijn. Dit betekent dat onder andere de data die zijn gebruikt bij het maken van de doorrekeningen en (de versie van) de rekentooling goed moeten worden vastgelegd. Ook rapportages over de aanpak, modelbeschrijvingen en gestructureerde vastlegging van alle genomen stappen om tot een bepaald resultaat te komen (een zogenaamde audit trail) dragen hieraan bij. Wanneer op een later moment fouten worden geconstateerd, is daarmee beter te bepalen op welke deelnemers de fout van toepassing is en kan deze makkelijker worden gecorrigeerd.