Provisies
Beleggingsondernemingen moeten zich in Nederland houden aan strenge regelgeving over het ontvangen en verschaffen van provisies. Dit zodat zij zich niet laten leiden door financiële prikkels en helemaal in het belang van de belegger kunnen handelen.
Provisieverbod voor dienstverlening aan retailbeleggers
Het provisieverbod geldt in Nederland voor beleggingsondernemingen die beleggingsdiensten of nevendiensten verlenen aan niet-professionele beleggers (ook wel retailbeleggers genoemd). Dit houdt in dat beleggingsondernemingen geen geldelijke of niet-geldelijke provisies van derden mogen ontvangen of verstrekken met betrekking tot het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst.
Dit provisieverbod geldt ook voor buitenlandse beleggingsondernemingen met een bijkantoor in Nederland, voor (beheerders van) instellingen voor collectieve belegging in effecten (UCITS) en alternatieve beleggingsinstellingen (Alternative Investment Funds of kortweg AIF’s), wanneer zij beleggingsdiensten verlenen aan retailbeleggers.
Provisieregels voor dienstverlening aan professionele beleggers
Ook zijn er provisieregels voor dienstverlening aan professionele beleggers. Bij individueel vermogensbeheer of onafhankelijk advies en bijbehorende nevendiensten aan professionele beleggers moet de beleggingsonderneming eventuele geldelijke provisie (zoals geldbedragen of kortingen) doorgeven aan de cliënt. Dit wordt de ‘doorgeefplicht’ genoemd. Een beleggingsonderneming mag geen niet-geldelijke provisie ontvangen. Voor andere vormen van dienstverlening aan professionele beleggers geldt geen doorgeefplicht, maar zijn de eisen aan het ontvangen van provisie onder MiFID II aangescherpt.
Provisies die van derden worden ontvangen, moeten de kwaliteit van de dienstverlening bevorderen en mogen het klantbelang niet schaden. Deze voorwaarde geldt niet alleen bij het ontvangen van een provisie, maar ook bij het verschaffen van een provisie aan een derde en geldt in dat geval bij alle vormen van dienstverlening. Deze regels gelden ook voor (beheerders van) instellingen voor collectieve belegging in effecten en alternatieve beleggingsinstellingen die beleggingsdiensten verlenen aan professionele beleggers. Deze Europese regels gelden voor alle beleggingsondernemingen die beleggingsdiensten verlenen in de EU.
Provisieregels voor dienstverlening aan in aanmerking komende tegenpartijen
Een derde categorie van klanten is de ‘in aanmerking komende tegenpartij’. Bij deze klanten wordt de meeste kennis verondersteld. Het zijn veelal financiële ondernemingen zoals pensioenfondsen, beleggingsondernemingen of kredietinstellingen.
Ook centrale overheden of supranationale publiekrechtelijke organisaties maken bijvoorbeeld deel uit van deze groep. Als een in aanmerking komende tegenpartij onafhankelijk advies of vermogensbeheer afneemt, wordt deze cliënt gekwalificeerd als professionele belegger.
De provisieregels voor dienstverlening aan professionele beleggers (zie bovenstaande alinea) gelden dan ook voor deze dienstverlening. Wanneer een in aanmerking komende tegenpartij execution only-dienstverlening afneemt, gelden er geen provisieregels. Wel moet een beleggingsonderneming voldoen aan regels met betrekking tot belangenverstrengeling (artikel 4:88 Wft en artikel 167b BGfo).
Classificatie van beleggers
De cliëntclassificatie van beleggers bepaalt welke provisieregels van toepassing zijn op de dienstverlening aan die belegger. De AFM zal scherp toezicht houden op de juiste classificatie van beleggers, zodat de niet-professionele belegger de juiste bescherming krijgt.
Provisieregels en research
Voor beleggingsondernemingen gelden strikte voorwaarden voor het ontvangen van research. Ook ontvangen onderzoek wordt in beginsel namelijk gezien ls provisie. In MiFID II staan criteria op basis waarvan beleggingsondernemingen kunnen toetsen of er sprake is van research.
Wanneer er door de beleggingsonderneming voor de ontvangen research wordt betaald, kwalificeert de ontvangen research niet als een ontvangen provisie. De beleggingsonderneming kan de research uit haar eigen middelen betalen of in rekening brengen bij haar klanten. Wanneer zij ervoor kiest om haar klanten te laten betalen, dan kan dat op 2 manieren: de kosten van de research direct bij de klant in rekening brengen (via een separate rekening), of deze in rekening brengen door een opslag op de transactiekosten.
Aan laatstgenoemde mogelijkheid zijn wel strenge eisen verbonden. Zo moet het bedrag dat voor research in rekening wordt gebracht gebaseerd zijn op het budget dat de onderneming daarvoor heeft vastgesteld. Bovendien mag het bedrag nooit afhankelijk zijn van het transactievolume en/of de waarde van de uitgevoerde transacties.
Door de nieuwe regels met betrekking tot research zullen beleggingsondernemingen kritischer moeten kijken welke research zij van toegevoegde waarde vinden en willen afnemen en wat zij hiervoor betalen. Het is de verwachting dat deze ontwikkelingen ten goede komen aan de kwaliteit van research.
Meer informatie over research vindt u in de links hieronder
- Overzicht provisieregels MiFID II
- Stroomschema – welke regels gelden bij ontvangen van inducements?
- Stroomschema – welke regels gelden bij verschaffen van inducements?
- Stroomschema – hoe werken de research regels?
- ESMA Q en A's
Veelgestelde vragen over het provisieverbod
Waarom zijn de provisieregels voor beleggingsondernemingen ingesteld?
De provisieregels zijn ingevoerd om tot meer transparantie en minder perverse prikkels binnen de beleggingsdienstverlening te komen. Het voorkomen van deze ongewenste en onverantwoorde prikkels in de beloning draagt bij aan het verminderen van risico’s voor beleggers, zoals niet passende advisering of productpushing. Het zorgt er ook voor dat de financiële onderneming het klant belang centraal stelt bij het verlenen van beleggingsdiensten. De provisieregels veranderen en versimpelen de geldstromen tussen belegger, aanbieder en beleggingsdienstverlener en het wordt voor de belegger inzichtelijk wat de kosten van beleggingsdienstverlening zijn.
Daarnaast is de beleggingsonderneming hierdoor beter in staat zijn onafhankelijkheid aan de belegger te tonen. Dit maakt het voor de beleggingsonderneming gemakkelijker om de toegevoegde waarde van de beleggingsdienstverlening kenbaar te maken.
Onder welke voorwaarden kan de depotbank een rol spelen bij de facturering van de vermogensbeheer- of adviesfee?
Onder welke voorwaarden kan de depotbank een rol spelen bij de facturering van de vermogensbeheer- of adviesfee?
- de vermogensbeheerder of adviseur blijft zelf verantwoordelijk voor de facturering
- de facturering gebeurt op het briefpapier van de vermogensbeheerder of adviseur
- de klant betaalt de vergoeding op rekening van de vermogensbeheerder of adviseur
Voor welke tegemoetkomingen geldt een uitzondering binnen de organisatie?
Het provisieverbod en de provisieregels zijn niet van toepassing op:
- tegemoetkomingen die niet worden verstrekt (of ontvangen) in verband met het verlenen van een beleggingsdienst of nevendienst aan een cliënt
- provisies die rechtstreeks door de belegger worden verstrekt
- provisies die noodzakelijk zijn voor de dienstverlening of de dienstverlening mogelijk maken. Daarbij kan gedacht worden aan bewaarloon, afwikkelings- en beursvergoedingen, wettelijke heffingen of juridische kosten
- provisies die door de beleggingsonderneming worden betaald aan een verbonden agent of provisies van een verbonden agent aan de beleggingsonderneming
- aanvaardbare kleine niet-geldelijke vergoedingen
- het ontvangen of verschaffen van research wanneer sprake is van één van de volgende twee situaties, omdat research dan niet kwalificeert als provisie:
a) de ontvanger van de research betaalt zelf uit eigen middelen voor de ontvangen research
b) Er wordt via een research payment account betaald voor de research en er wordt voldaan aan de vereisten zoals opgenomen in artikel 13 van de gedelegeerde richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016.
Welke provisieregels gelden er voor een beleggingsonderneming uit een andere lidstaat met een Europees paspoort die geen bijkantoor in Nederland heeft?
Deze beleggingsondernemingen vallen onder de regels van hun land van herkomst die voortvloeien uit MiFID II. Hierdoor gelden er in alle lidstaten strenge regels ten aanzien van provisies. MiFID II geeft lidstaten wel een mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden aanvullende of strengere regels voor provisies in te voeren. Er kunnen dus wel verschillen zijn tussen de regels die in de verschillende lidstaten gelden. Zo kent Nederland een afwijkend regime voor dienstverlening aan niet-professionele beleggers. Voor deze groep beleggers kent Nederland een provisieverbod. Wanneer een beleggingsonderneming zonder bijkantoor in Nederland actief is, mag Nederland geen aanvullende verplichtingen opleggen. Dit heet het ‘home country control-beginsel’. Dit betekent dat ook het Nederlandse provisieverbod niet geldt voor deze beleggingsondernemingen.
Welke provisieregels gelden er voor een beleggingsonderneming uit een andere lidstaat met een Europees paspoort die wél een bijkantoor in Nederland heeft?
Deze beleggingsonderneming valt onder het toezicht van de AFM en onder de Nederlandse regelgeving. Voor deze beleggingsondernemingen geldt ook het Nederlandse provisieverbod.
Gelden dezelfde regels voor provisies voor een beleggingsonderneming die (op grond van artikel 10 Vrijstellingsregeling Wft) is vrijgesteld van de vergunningplicht en die in Nederland beleggingsdiensten verleent?
Ja, voor beleggingsondernemingen die voldoen aan de voorwaarden die worden genoemd in zartikel 10 Vrijstellingsregeling Wft gelden dezelfde regels als voor beleggingsondernemingen met een zetel in Nederland. Het gaat om beleggingsondernemingen die zijn gevestigd in Australië, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland die in Nederland uitsluitend beleggingsdiensten verlenen aan in aanmerking komende tegenpartijen of professionele beleggers als bedoeld in bijlage II, afdeling I, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten. De Nederlandse provisieregels zijn dus ook van toepassing op beleggingsondernemingen uit deze landen.