Risicopreferentieonderzoek
Voor pensioenuitvoerders die een premieregeling uitvoeren onder het nieuwe pensioenstelsel is het verplicht om gebruik te maken van een risicopreferentieonderzoek bij de vaststelling van de risicohouding. Het risicopreferentieonderzoek geeft inzicht in de mate waarin deelnemers risico’s kunnen en willen lopen ten aanzien van hun pensioen. Mede hiermee kan de pensioenuitvoerder vervolgens de risicohouding op cohortniveau vaststellen.
Belang van het risicopreferentieonderzoek
De AFM ziet het risicopreferentieonderzoek (RPO) als een belangrijk element van het nieuwe pensioenstelsel. De inzichten uit dit onderzoek zijn nodig om te zorgen dat kenmerken van de regeling daarbij aansluiten. Een voorbeeld: enerzijds kan te weinig beleggingsrisico nemen leiden tot een ontoereikend pensioenresultaat. Anderzijds kan te veel risico leiden tot financieel kwetsbare situaties na pensioendatum.
Ook kan het risicopreferentieonderzoek helpen om de kenmerken van de regeling en de uitwerking daarvan op het pensioen uit te leggen aan de deelnemers. Dit voorkomt mogelijk teleurstellingen of onrealistische verwachtingen.
Leidraad risicopreferentieonderzoek
In de Leidraad risicopreferentieonderzoek (pdf, 380 kB) geven wij handvatten
voor de inrichting van het risicopreferentieonderzoek. Wij willen met deze
leidraad de sector ondersteunen bij het invullen van de wettelijke vereisten.
De leidraad is primair bedoeld voor pensioenuitvoerders (pensioenfondsen,
pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen), maar kan ook relevant zijn
voor uitvoeringsorganisaties, adviseurs, aanbieders van onderzoeken en
(mede)beslissers over pensioenregelingen in de tweede pijler, zoals sociale
partners.
De leidraad is tot stand gekomen na intensief contact met de sector,
onder meer door rondetafels, breakout-sessies op ons pensioenevent, individuele
gesprekken en schriftelijke feedback.
Verkennend onderzoek 2023
Daarnaast hebben wij een verkennend onderzoek uitgevoerd naar 12 risicopreferentieonderzoeken die zijn uitgevoerd door pensioenuitvoerders. In het afsluitende rapport (pdf, 5.5 MB), gepubliceerd op 6 juni 2023, staan inzichten uit het verkennende onderzoek aan de hand van concrete voorbeelden, die extra kleur en duiding geven bij de leidraad. Er wordt op dit moment nog veel onderzoek gedaan naar hoe je de risicopreferenties van deelnemers uitvraagt. Wij moedigen dat aan en geven met deze publicatie invulling aan onze rol om proactief inzichten te delen met de sector en onze verwachtingen uit te spreken
Vervolgonderzoek 2024
Vanwege het nieuwe en open karakter van de wettelijke normen willen we de ontwikkelingen hiervan doorlopend blijven volgen en inzichten hierover delen. Daarom hebben we in 2024 opnieuw onderzoek gedaan naar de RPO’s van 10 pensioenfondsen. We zien vooruitgang voor een aantal van de 5 ‘FRAME’-criteria. Maar tegelijkertijd zien we ook onderdelen die beter kunnen. De inzichten die we in het onderzoek hebben opgedaan zijn terug te vinden in het rapport (pdf, 650 kB), gepubliceerd op 17 december 2024.
Definities
Risicopreferentie
De mate waarin deelnemers beleggingsrisico’s willen en kunnen lopen.Risicopreferentieonderzoek
Een onderzoek onder deelnemers naar de mate waarin zij beleggingsrisico willen en kunnen lopen.Risicotolerantie
De mate waarin een deelnemer bereid is om beleggingsrisico’s te lopen ten aanzien van het totale inkomen na pensionering.Risicodraagvlak
De mate waarin een deelnemer beleggingsrisico’s kan dragen binnen de pensioenregeling gegeven zijn of haar totale financiële situatie en persoonlijke kenmerken.
Een waardevol onderzoek volgens FRAME-criteria
Door de wetgever zijn wettelijke kaders gesteld aan het onderzoek, de uitwerking binnen deze kaders is een open norm. Er is gekozen voor een open norm om innovatie door de sector niet te beperken en om maatwerk mogelijk te maken. De verschillen tussen regelingen en groepen deelnemers kunnen immers groot zijn. De pensioenuitvoerder staat dicht bij de deelnemer en kan het beste bepalen hoe het onderzoek goed uitvoerbaar en van meerwaarde is.
Er zijn meerdere methodes mogelijk voor het risicopreferentieonderzoek. Aan de hand van algemene randvoorwaarden zullen wij de degelijkheid van uitgevoerde onderzoeken beoordelen. Om waardevol te zijn in de verdere besluitvorming is het namelijk belangrijk dat de uitkomsten van het onderzoek betrouwbaar zijn. De algemene beoordelingscriteria zijn de eerder door ons opgestelde FRAME-criteria .
In het kort komen de vijf FRAME criteria hier op neer:
- Feasible (uitvoerbaar):
De gebruikte methode vraagt niet een te grote belasting van respondenten. Het onderzoek moet dus snel en laagdrempelig genoeg kunnen worden afgenomen. Omdat het onderwerp ‘risicopreferenties bij pensioen’ vaak als lastig wordt ervaren is aandacht voor de uitvoerbaarheid bij het risicopreferentieonderzoek extra belangrijk. - Rationalising (rationaliserend):
De gebruikte methode beperkt zo veel mogelijk de impact van zogeheten ‘irrationele’ gedragsaspecten. Uit de gedragswetenschappelijke literatuur is bijvoorbeeld bekend dat mensen moeite hebben met het inschatten en wegen van kleine kansen en dat keuzes worden beïnvloed door verliesaversie en framing. Om de risicopreferenties van deelnemers goed te meten is het daarom noodzakelijk om de verstorende invloed van dit soort effecten te voorkomen of te verminderen. Dit kan bijvoorbeeld door deelnemers alleen keuzes voor te leggen met goed interpreteerbare kansen en door bij gepresenteerde scenario’s niet te communiceren in termen van een mogelijk verlies ten opzichte van een ‘zekere’ uitkering. Het apart uitmeten van irrationele gedragsaspecten kan wel van toegevoegde waarde zijn, zolang dit de voorgelegde keuzes over risico en rendement niet verstoort. - Appropriate (passend):
De gebruikte methode gaat uit van scenario’s die passen bij de context. Risicopreferenties zijn namelijk afhankelijk van de context. Iemand kan bijvoorbeeld risicomijdend zijn in een financiële context maar tegelijkertijd wel risicozoekend zijn in een sociale context of een gezondheidscontext. Of risicozoekend zijn wanneer het gaat om kleine bedragen maar risicomijdend zijn wanneer het gaat om grote bedragen. Het schetsen van de juiste pensioencontext in het onderzoek kan bijvoorbeeld door de keuzes te presenteren in termen van het totale netto-inkomen na pensionering, inclusief AOW en gecorrigeerd voor inflatie. - Measurable (meetbaar):
De gebruikte methode levert een uitkomst op die kan worden uitgedrukt in getallen (kwantitatief) in een algemeen bekende en vergelijkbare maatstaf. Het gebruik van een kwantitatieve methode maakt een directe vertaalslag van de gemeten risicopreferenties naar de vormgeving van het beleggingsbeleid mogelijk. In de consultatieversie van het Besluit toekomst pensioenen is opgenomen dat tenminste de mate van relatieve risicoaversie als maatstaf dient te worden afgeleid uit het onderzoek. De mate van relatieve risicoaversie is de in de gedragseconomie dominante maatstaf om uit te drukken in hoeverre een persoon bereid is om een hoger risico te accepteren wanneer daar een hogere verwachte opbrengst tegenover staat. De gebruikte kwantitatieve methode kan eventueel worden gecombineerd met kwalitatieve methodes om risicopreferenties te onderzoeken. - Errable (feilbaar):
De gebruikte methode staat ook inconsistente antwoorden toe. Daardoor kunnen respondenten worden herkend die de methode niet goed begrijpen. Het is bekend dat mensen zaken zoals risico en kansen moeilijk kunnen begrijpen, maar een effectieve onderzoeksmethode houdt daar rekening mee. Een effectieve methode identificeert de mensen die de vragen niet begrijpen, zodat ze eventueel op een andere manier kunnen worden betrokken in het onderzoek.