Go to content
Attention:

Vanwege onderhoud aan onze systemen zal het AFM Portaal gedurende het paasweekeinde, 28 maart 16:00 (CET) tot en met 02 april 00:00 (CET) niet beschikbaar zijn.

Vergunning nationaal regime

Een beleggingsonderneming die zich beperkt tot het adviseren in rechten van deelneming in beleggingsinstellingen of icbe’s kan gebruikmaken van een vrijstelling. In dat geval is een vergunning beleggingsonderneming nationaal regime van toepassing.

Vergunningaanvraag

De reikwijdte van het nationaal regime is beperkt tot het verlenen van beleggingsadvies (beleggingsdienst d) en het ontvangen en doorgeven van orders (beleggingsdienst a) met betrekking tot deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen of icbe’s. Deze orders mogen alleen worden doorgegeven aan beleggingsinstellingen of icbe’s die in Nederland deelnemingsrechten mogen aanbieden. Daarnaast mogen geen gelden of financiële instrumenten aangehouden worden die aan cliënten toebehoren.

De kosten van deze vergunningaanvraag zijn €1.500.

Vergunninguitbreiding

De reikwijdte van het nationaal regime is beperkt tot het verlenen van beleggingsadvies (beleggingsdienst d) en het ontvangen en doorgeven van orders (beleggingsdienst a) met betrekking tot deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen of icbe’s. Wanneer u bijvoorbeeld beschikt over een vergunning als beleggingsonderneming nationaal regime voor het verlenen van beleggingsadvies, dan kunt u deze vergunning uitbreiden met het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen of icbe’s.

Als de vergunning wordt uitgebreid met het ontvangen en doorgeven van orders, dan mogen deze orders alleen worden doorgegeven aan beleggingsinstellingen of icbe’s die in Nederland deelnemingsrechten mogen aanbieden.

De kosten van een vergunninguitbreiding beleggingsonderneming nationaal regime zijn €300.

Veelgestelde vragen over het nationaal regime

Hoe controleert een beleggingsonderneming of de (bank)beleggingsondernemingen en/of beleggingsinstellingen waar zij mee samenwerkt in Nederland actief mogen zijn?

Volgens artikel 11, tweede lid, onder c, Vrijstellingsregeling Wft mogen orders alleen worden doorgegeven aan beleggingsinstellingen die in Nederland beleggingsfondsen mogen aanbieden en beleggingsondernemingen en kredietinstellingen die in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen beleggingsfondsen die aangeboden worden door beleggingsinstellingen die een vergunning hebben en beleggingsinstellingen die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht.

De beleggingsonderneming opererend binnen de reikwijdte van het nationaal regime kan verifiëren of een beleggingsonderneming of beleggingsinstelling in Nederland activiteiten mag verrichten door raadplegen van de registers van de AFM.

Vrijgestelde beleggingsinstellingen staan echter niet in het AFM-register. De beleggingsonderneming moet daarom bij deze beleggingsinstelling nagaan op welke grondslag zij zijn vrijgesteld. In het kader van de bedrijfsvoering moet dit worden vastgelegd.

Als er sprake is van een integraal advies over een financiële dienst en beleggingsadvies in de zin van het nationaal regime (bijv. een hypotheekadvies), moet je dan uitgaan van de adviesregels van de Wft of MiFID II?

De adviesregels Wft zijn van toepassing op het financiële product (bijv. aflossingsvrije hypotheek), de adviesregels MiFID II zijn van toepassing op de beleggingsdienst (bijv. de geadviseerde beleggingsfondsen).

Aangezien de ken-uw-cliënt-regels in het nationaal regime verder gaan dan de reeds geldende regels voor bemiddelaars en adviseurs moet in ieder geval voor het advies over beleggingsfondsen aansluiting worden gezocht bij de ken-uw-cliënt-regels van het nationaal regime. Het staat de onderneming overigens vrij om de adviesregels MiFID II van toepassing te verklaren op zowel het financiële product en de beleggingsdienst.

Wat moet een vergunninghouder doen als hij besluit geen gebruik meer te maken van het nationaal regime?

Wanneer een financieel dienstverlener bij de AFM gemeld heeft gebruik te willen maken van het nationaal regime en hij besluit geen gebruik meer te willen maken van zijn vrijstelling, dan moet hij zijn registratie intrekken. Dit kan de onderneming via ons AFM Portaal.

Wanneer een onderneming activiteiten onder het nationaal regime ontplooit op basis van een nationaal-regimevergunning kan hij deze ook intrekken via ons AFM Portaal.

Moet een onderneming aan alle eisen van het nationaal regime voldoen als er alleen sprake is van beheer in beleggingsproducten?

Als een onderneming beschikt over een nationaal regime-registratie moet zij aan alle eisen voldoen.

Met een nationaal regime registratie mogen de volgende beleggingsdiensten mogen worden verleend:

• orders in deelnemingsrechten ontvangen en doorgeven in beleggingsinstellingen en icbe’s (beleggingsfondsen) en/of
• beleggingsadvies geven over beleggingsfondsen

Wanneer een onderneming de nationaal regime-registratie inlevert, mag zij niet langer beleggingsdiensten verlenen. Ook niet als het gaat om wijzigingen in bestaande beleggingsproducten.

Alleen het feit dat een onderneming klanten heeft aan wie in het verleden beleggingsdiensten zijn verleend leidt er niet toe dat er sprake is van een beleggingsdienst. Klanten voor wie wijzigingen in bestaande beleggingsproducten moeten worden doorgevoerd of voor wie nieuwe beleggingsproducten worden afgesloten moeten echter wel worden doorverwezen naar een beleggingsonderneming.

Om onduidelijkheid over het begrip beheer te voorkomen: op basis van het nationaal regime is het niet toegestaan de beleggingsdienst vermogensbeheer te verlenen.

Wat moet in de cliëntovereenkomst opgenomen worden?

Een cliëntovereenkomst bevat een beschrijving van de aard en reikwijdte van de dienstverlening en daarmee de taken en de verantwoordelijkheden van de beleggingsonderneming.

Bij de aard van de dienstverlening moet gedacht worden aan advisering en/of het ontvangen en doorgeven van orders door de beleggingsonderneming. De reikwijdte betreft bijvoorbeeld de frequentie van de dienstverlening (bijvoorbeeld wel of niet doorlopend advies en hoe regelmatig).

Valt advies over tweede- en/of derdepijlerpensioenproducten onder het nationaal regime?

Dat is afhankelijk van het pensioenproduct waarover geadviseerd wordt. De adviseur moet een product, en daaropvolgend zijn dienstverlening, kwalificeren.

Beoordeelt de adviseur het pensioenproduct als een financieel instrument? Dan verleent hij een beleggingsdienst. En is het financieel instrument een beleggingsfonds? Dan mag hij hierover adviseren onder het nationaal regime. Maar bij een ander financieel instrument moet de adviseur een vergunning als beleggingsonderneming hebben.

Het maakt niet uit of er sprake is van een tweedepijlerpensioenproduct (waarbij het advies gericht kan zijn op een werkgever) of derdepijlerpensioenproduct.

Twijfel je over de kwalificatie van een pensioenproduct? Neem dan contact op met de aanbieder van het product.

Moet een onderneming aan alle eisen voldoen als zij slechts incidenteel diensten verleent onder het nationaal regime?

Ja

Valt onderhoud aan een bestaande effectenhypotheek of het oversluiten van een hypotheek onder de reikwijdte van het nationaal regime?

Onderhoud plegen betekent vaak het geven van een nieuw advies over beleggingsfondsen en/of het doorgeven van een nieuwe order over beleggingsfondsen. Deze handelingen vallen onder de reikwijdte van het nationaal regime. Hetzelfde geldt voor het oversluiten van een hypotheek: als er sprake is van adviseren over beleggingsfondsen en/of het doorgeven van een nieuwe order met betrekking tot beleggingsfondsen.

Wanneer is er sprake van ‘op initiatief van de cliënt orders ontvangen en doorgeven zonder dat er voorafgaand advies heeft plaatsgevonden’?

Een beleggingsonderneming hoeft bij het ontvangen en doorgeven van orders in beleggingsfondsen géén informatie in te winnen en géén passendheidstoets uit te voeren als de orders op initiatief van de cliënt worden ontvangen of doorgegeven en er sprake is van is van een niet-complex financieel instrument op grond van artikel 57 van de gedelegeerde verordening.

Er is sprake van initiatief van de cliënt als de cliënt op geheel eigen initiatief vraagt om de dienst. Hier wordt niet onder verstaan: een reactie van een cliënt op een door de beleggingsonderneming verzonden uitnodiging met betrekking tot een specifiek product of een specifieke transactie.

Een reactie van een cliënt op een promotie of aanbieding van algemene aard die gericht is tot het publiek of een brede groep wordt wel gezien als initiatief van de cliënt en dus hoeft er geen informatie te worden ingewonnen of een passendheidtoets te worden uitgevoerd.

Hoe moet een beleggingsonderneming omgaan met verschillende standaard klantprofielen van meerdere aanbieders?

Op grond van artikel 4:23 Wft dient de beleggingsonderneming die een cliënt adviseert informatie in te winnen over de financiële positie, kennis en ervaring, beleggingsdoelstellingen en risicobereidheid van de cliënt op beleggingsgebied. In de gedelegeerde MiFID II verordening is verder gedetailleerd voorgeschreven welke informatie de onderneming zal moeten inwinnen.

De verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de ken-uw-klant-verplichting ligt bij de beleggingsonderneming die adviseert.

Een standaard klantprofiel wordt door de meeste aanbieders vrijblijvend als hulpmiddel ter beschikking gesteld aan beleggingsondernemingen. Het doel van het klantprofiel is om de beleggingsonderneming te ondersteunen bij het maken van een keuze voor geschikte beleggingsfondsen bij de aanbieder. Ook worden de klantprofielen beschikbaar gesteld om commerciële redenen: een (in de ogen van de beleggingsonderneming) goed of handig profiel zorgt ervoor dat de beleggingsonderneming sneller producten afsluit bij de betreffende aanbieder.

Enkele aanbieders stellen het gebruik van hun klantprofiel verplicht als hun product wordt geadviseerd.

De beleggingsonderneming is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de informatie van de cliënt. Daarom zal de beleggingsonderneming zelf een overwogen keuze moeten maken of deze gebruik maakt van het klantprofiel dat door een andere beleggingsonderneming wordt verstrekt.

Mogen verbonden bemiddelaars die staan geregistreerd onder een financieel dienstverlener met een nationaal-regimeregistratie ook activiteiten verrichten op het gebied van deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen?

Nee, de verbonden bemiddelaar wordt in art. 11 Vrijstellingsregeling Wft niet uitgezonderd van de vergunningplicht ex art. 2:96 Wft. Een verbonden bemiddelaar is een financieel dienstverlener die uitsluitend bemiddelt voor één aanbieder, of voor meerdere aanbieders als deze niet in concurrerende producten bemiddelt. Niet relevant voor de positie van de verbonden bemiddelaar is of de aanbieder waaraan deze bemiddelaar is verbonden een nationaal-regimeregistratie heeft.

Als een verbonden bemiddelaar wil adviseren in beleggingsfondsen of orders wil doorgeven en ontvangen met betrekking tot beleggingsfondsen, dan moet hij daarom zelfstandig een nationaal-regimevergunning aanvragen.

Moet een onderneming aan alle eisen voldoen als zij beschikt over een nationaal regime-registratie maar geen producten heeft die daar onder vallen?

Ja. Als een onderneming beschikt over een nationaal regime-registratie, moet zij voldoen aan de voorwaarden. Als de onderneming geen orders ontvangt of doorgeeft in beleggingsfondsen en geen beleggingsadvies geeft over beleggingsfondsen, kan zij besluiten registratie in te leveren. In dat geval is het niet langer noodzakelijk om te voldoen aan de vereisten die gelden voor het nationaal regime.

Hoe verhouden zich de deskundigheidseisen voor bedrijfsvoering van aanbieders van beleggingsobjecten zich tot die van bemiddelaars en adviseurs van beleggingsobjecten

Beleggingsobjecten zijn doorgaans veelzijdige, complexe producten met een lange looptijd, waaraan de nodige risico’s zijn verbonden. Een aanbieder van beleggingsobjecten dient te beschikken over een beheerste en integere bedrijfsvoering. Daarnaast gelden een aantal specifieke eisen voor aanbieders die niet van toepassing zijn op bemiddelaars en adviseurs van beleggingsobjecten, zoals de plicht tot het vooraf opstellen van een beleggingsobjectprospectus, een financiële bijsluiter voor de producten en, het jaarlijks laten opstellen van een taxatie door een onafhankelijke taxateur.

Kortom, er zijn grote verschillen tussen aanbieders in beleggingsobjecten enerzijds en bemiddelaars en adviseurs in beleggingsobjecten anderzijds, zowel in termen van complexiteit van de bedrijfsvoering als ook met betrekking tot de informatieverstrekking. Daarom zijn de eisen die aan aanbieders van beleggingsobjecten worden gesteld op dit aspect zwaarder dan de eisen die worden gesteld aan financiële dienstverleners die alleen bemiddelen en/of adviseren in beleggingsobjecten.

De AFM verwijst in dit verband ook naar de toelichting bij de “Vaststelling tarieven 2006 Regeling toezichtkosten Wet financiële dienstverlening” gepubliceerd in de Staatscourant van 13 januari 2006, nr. 10 pag. 10.