Go to content

Toepassing van het rekenmodel maximale kredietverstrekking

Om het maximaal te verstrekken kredietbedrag te berekenen heeft de AFM een rekenmodel ‘Model maximale kredietverstrekking’ gemaakt. Voor de kredietwaardigheidstoets wordt een aanname gebruikt ten aanzien van de vaste lasten van de aanvrager. De vaste lasten kunnen worden onderscheiden in een vaste component en een inkomensafhankelijke component. De vaste component, aangeduid als ‘normbedrag’, omvat de lokaal benodigde uitgaven om in een bepaald levensniveau te kunnen voorzien.

Meerekenen overwerk

Een aanbieder van krediet kan een eigen beleid hanteren ten aanzien van het bepalen of overwerk bij het netto inkomen kan worden opgeteld. Wel moet het overwerk structureel zijn. Aangetoond moet worden dat het gaat om ‘vast en bestendig’ inkomen (artikel 7:17 Bfm BES).

Toepassing van het model als de werkelijke woonlasten $ 0 zijn

Als er geen woonlasten zijn, dan moet in het model als werkelijke woonlast $ 0 ingevuld worden. De AFM verwacht wel dat wordt vastgelegd in het dossier hoe het komt dat de woonlasten $ 0 zijn.

Het meerekenen van een creditcard bij het berekenen van maximaal krediet

De AFM adviseert om voor de credit card uit te gaan van een looptijd van maximaal vijf jaar. Er kan worden gerekend met minimaal 5% van het maximale bedrag dat met de credit card kan worden opgenomen. Als de klant in de praktijk een hoger percentage moet aflossen, dan moet uiteraard met dit hogere percentage moeten worden gerekend.

Toepassen van het soort huishouden in het model

Als het soort huishouden van de klant niet in het model staat, dan dient u het huishouden in te vullen dat het dichtst de werkelijke situatie benadert. Is er sprake van bijvoorbeeld een huishouden van 2 volwassenen en 4 kinderen, dan vult u 2 volwassenen en 2 kinderen als type huishouden in.

Een hypothecaire en persoonlijke lening in één aanvraag

Als één en dezelfde persoon tegelijkertijd een aanvraag doet voor én een consumptief krediet én voor een hypothecaire lening, moet de kredietvertrekker bepalen of er sprake is van verantwoorde kredietverlening. De AFM adviseert eerst de ene lening te berekenen en vervolgens de financieringslast van deze lening mee te nemen bij de berekening van de tweede lening. Het maakt niet uit of de consumptieve of hypothecaire lening als eerste wordt berekend. In het AFM kredietmodel mogen altijd alleen de werkelijke kosten worden meegenomen, zodat er een goede berekening gemaakt kan worden van het bedrag dat maximaal geleend kan worden.

Lopende financieringslasten per maand

In het model ‘maximaal te verstrekken kredietbedrag’ moet bij lopende financieringslasten het volgende worden opgenomen:
  • De rente en aflossing die maandelijks door de consument moet worden betaald voor lopende consumptieve kredieten.
  • De premie van een opbouwproduct. Met een opbouwproduct bedoelt de AFM een levensverzekering waarbij een consument een vermogen opbouwt om de lening aan het einde van de looptijd (gedeeltelijk) af te kunnen lossen.
  • De premie van een overlijdensrisico- of levensverzekering, als deze verzekering verplicht wordt gesteld voor het aangaan van het hypothecaire- of consumptief krediet.

De premie van een autoverzekering, brandverzekering, inboedelverzekering, etc. hoeft niet meegenomen te worden als lopende financieringslast. Als de premie van een verplichte overlijdensrisico- of levensverzekering wordt meegenomen in de effectieve rente, dan hoeft om dubbeltelling te voorkomen, de premie van deze verzekering ook niet opgenomen te worden als lopende financieringslast.

 

Onderbouwing van cijfers in het model 'berekening maximale krediet BES'

Alle cijfers die in het model ter berekening van het maximale krediet worden ingevuld dienen zo veel mogelijk met bewijsstukken worden onderbouwd. De cliënt moet aantonen wat zijn inkomen en woonlasten zijn. Dit kan bijvoorbeeld door bankafschriften, huurcontract, afschrift van de hypotheek, salarisafrekening of werkgeversverklaring.