Rol- en taakverdeling
Wettelijke regels zijn nodig omdat financiële markten niet altijd vanzelf optimaal functioneren. Het gedragstoezicht dient ertoe het vertrouwen in de financiële sector te versterken.
De taakomschrijving van de AFM
De Wet op het financieel toezicht (Wft, artikel 1:25) vermeldt als taakomschrijving van de AFM:
-
Gedragstoezicht is gericht op ordelijke en transparante financiële marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.
- De Autoriteit Financiële Markten heeft, op de grondslag van deze wet, tot taak het gedragstoezicht op financiële markten uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten.
Rolverdeling tussen ministeries en de AFM
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het functioneren van het financiële bestel, voor het beleid en de wetgeving op het gebied van financiële markten. De minister benoemt het bestuur van de AFM, keurt de begroting goed en stelt heffingen vast. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor het toezicht op pensioenuitvoerders. De AFM houdt toezicht op de naleving van wettelijke regels. Als zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) draagt de AFM onafhankelijk de verantwoordelijkheid voor de concrete uitoefening van het toezicht, dus voor de beslissingen in individuele gevallen. De AFM adviseert de betrokken ministeries bij het ontwikkelen van nieuwe wet- en regelgeving.
Rolverdeling tussen de Nederlandsche Bank en de AFM
De Nederlandsche Bank (DNB) en de AFM werken samen, vanuit hun eigen rol. De AFM houdt toezicht op het gedrag van ondernemingen, DNB houdt prudentieel toezicht. Dit houdt in dat DNB erop toeziet of partijen op de financiële markten aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. De AFM en DNB werken onder meer samen bij de verlening en intrekking van vergunningen.
Versterking van de samenwerking met DNB staat hoog op de agenda. De financiële crisis heeft nog eens laten zien hoe groot de systeemrisico’s op de markten kunnen zijn. Deze risico’s op gedrags- en prudentieel terrein hangen met elkaar samen en liggen in elkaars verlengde. Dit geldt op het niveau van zowel individuele bedrijven als het financiële systeem.